Dauw


We zien aan verschillende zaken dezer dagen dat de herfst zich presenteert. Enkel het zomerweer blijft nog aanwezig maar de dagen zijn ondertussen al een stuk korter en de nachten een stuk frisser geworden. Een ander fenomeen waar we nu meer en meer mee te maken krijgen is de dauw.

Foto: Nicole Sinove

Als we na een koude, wolkeloze nacht opstaan, zien we vaak dat de grond en andere oppervlakten nat zijn. Alles glinstert in het zonlicht. Het wordt veroorzaakt door een vorm van condensatie die dauw wordt genoemd. Dit gebeurt als de temperatuur van de grond of van een ander oppervlak voldoende daalt, waardoor condensatie plaatsvindt in de lucht er direct boven. Hierdoor worden waterdruppels op het oppervlak gevormd.

De ideale omstandigheden voor dauw zijn een windstille heldere nacht, een hoge vochtigheid van de lucht direct boven de grond en een lage vochtigheid van de lucht daarboven. Door de afwezigheid van wolken kan de grond veel van de overdag opgenomen warmte uitstralen en voldoende afkoelen om condensatie te laten optreden. De laag vochtige lucht op grondniveau zorgt ervoor dat alleen op grondniveau of net daarboven condensatie zal optreden. Voor mist is een dikke laag vochtige lucht nodig. Er is dus wel degelijk een verschil tussen dauw, nevel en mist. In het geval van dauw ontstaat er vloeistof, omdat druppels sneller in elkaar opgaan op vaste oppervlakten. In de lucht hebben de druppels meer de neiging om elkaar af te stuiteren. Dauw wordt vaak geassocieerd met koude gebieden, maar het komt ook voor in warme en vochtige streken. Dauwvorming is in woestijngebieden voor veel planten en dieren een onmisbare bron van water.