Hellmann koudegetal als maat voor winterkou


Het is iets wat we vaker horen: ‘de winters zijn niet meer wat ze geweest zijn’ of ‘de jongere generaties hebben nog geen echter winter meegemaakt’. Nu weten we weliswaar dat het klimaat verandert en de gemiddelde temperatuur wereldwijd stijgt, maar betekent dat ook dat de Belgische winters veranderen?

Al in het begin van de vorige eeuw heeft de Duitse meteoroloog Gustav Hellmann een manier gevonden om de hoeveelheid kou in de winter te kwantificeren met het zogenoemde Hellmann-koudegetal. Hiervoor tellen we alle etmaal-gemiddelde temperaturen onder nul binnen de winterperiode (van 1 november tot en met 31 maart) bij elkaar op, met weglating van het minteken. Dus stel dat het ‘s nachts -4 graden is en overdag -2 dan zal het etmaalgemiddelde rond -3 graden liggen. Bij de -3 laten we het minteken weg dus er komen 3 eenheden bij het Hellmann-getal. Om vervolgens winters te kunnen classificeren en met elkaar te kunnen vergelijken heb ik een classificatie naar Wichelse normen opgesteld.

Volgens deze classificatie heeft een normale winter een Hellmann-getal van 30. Bij een getal lager dan 30 kan de winter als zacht worden bestempeld en bij een getal boven de 50 als koud. De winter van 2019-2020 kwam voor het eerst uit op 0,0. De winter daarvoor klokte af op 8,6. De laatste winter met een normaal koudegetal was de winter van 2017/2018. Toen eindigden we in Wichelen op 28,8. Ook afgelopen winter kende maar in vrij koude week waardoor het koudegetal bleef steken op 20.8

Overigens zegt het Hellmann-getal niet alles en kan een winter toch heel anders worden ervaren. Zo kan een winter die over het algemeen vrij zacht is met een korte felle koudegolf toch een score halen van meer dan 50 maar nadien als een normale winter in de boeken komen.