Onweer is makkelijk te voorspellen. Je hebt 3 ingrediënten nodig namelijk warmte, vocht en een ‘trigger’ om de lucht snel te laten stijgen. Toch gaat het nog vaak fout met de onweersverwachting. Het is namelijk niet zo dat indien de drie eerder genoemde zaken aanwezig zijn er altijd onweer ontstaat. Zeker als het gaat om lokale 1-cellige onweersbuien wordt het moeilijk om de exacte locatie en tijdstip op voorhand te gaan bepalen. Indien er een kans is op onweer, dan zal dit altijd meegegeven worden in de weerberichten omdat zelfs de kleinste onweerscel in een mum van tijd kan uitgroeien tot extreem weer met grote schade.
Onweer ontstaat door wrijving tussen sterk stijgende warme lucht en sterk dalende koude lucht. In onweerswolken stromen sterk stijgende warme lucht en sterk dalende koude lucht vlak langs elkaar met snelheden van soms honderd kilometer per uur. Met die stromingen worden ook elektrisch geladen deeltjes meegevoerd, waardoor de wolk als een enorme condensator wordt opgeladen. Daardoor worden ontladingen mogelijk tussen de wolk en andere wolken of tussen de wolk en de aarde. Dit leidt tot bliksem en donder.
Bliksem is een elektrische ontlading tussen een wolk en de grond of tussen twee wolken. Een bliksem van een wolk naar de grond wordt verticale ontlading genoemd, van wolk naar wolk horizontale ontlading. Een ontlading ontstaat bij een groot ladingsverschil dat wordt veroorzaakt door stijgende en dalende bewegingen in de wolk.
Donder wordt veroorzaakt doordat de lucht die direct grenst aan de bliksemschicht plotseling zeer sterk wordt verwarmd en daardoor zeer snel uitzet. Deze uitzetting veroorzaakt een geluidsgolf. Het geluid van de donder legt in drie seconden een afstand van ongeveer één kilometer af. Het tijdsverschil tussen bliksem en donder geeft een indicatie voor de afstand tot het onweer.
Zware onweersbuien ontstaan in een vochtig overgangsgebied van zeer warm (tropisch) naar veel kouder weer. Tijdens zo’n bui kan de temperatuur in minder dan een half uur 10 tot 15 graden dalen. De buien worden het hevigst als er op grote hoogte in de atmosfeer een zeer sterke wind staat. De buienwolken kunnen uitgroeien tot ongeveer 15 kilometer hoogte. Ze bevatten een enorme hoeveelheid onderkoeld water en op grote hoogte ijskristallen.
In zo’n wolkencomplex met sterk stijgende en dalende luchtstromingen hebben de druppels een lange weg te gaan voor ze het aardoppervlak bereiken. Daardoor kunnen ze alsmaar groter worden en dat verklaart de flinke druppels of hagelstenen die uit een zware bui vallen. Zware onweersbuien kunnen hagelstenen zo groot als tennisballen produceren. Een onweersdag is een dag waarop in de gemeente minstens één donderklap wordt gehoord. In Wichelen onweert het jaarlijks op gemiddeld op 16 dagen. Gegevens over het aantal dagen met onweer zeggen echter weinig over de werkelijke activiteit. De ene onweersbui levert veel meer bliksems op dan de andere. Ze kunnen dus veel neerslag opleveren. Sommige buien leveren meer dan 10 millimeter in een half uur op.