Mist


Tijdens de vroege ochtend van 20 mei was het nog eens mistig in Wichelen. Mist is beperking van het zicht door kleine in de lucht zwevende waterdruppeltjes. Bij mist is het zicht aan het aardoppervlak minder dan 1000 meter. Bij een zicht van minder dan 400 meter krijgt het verkeer er last van. Dichte mist met een zicht van minder dan 200 meter is pas hinderlijk. Zeer dichte mist met een zicht van minder dan 50 meter dwingt tot stapvoets rijden.

Als warme, vochtige lucht over een kouder oppervlak stroomt, kan “advectieve” mist ontstaan. De warme lucht mengt met de koude lucht en koelt af. Daalt de temperatuur tot het dauwpunt (dit is de temperatuur waarbij de lucht met waterdamp verzadigd is, zodat er wolkenvorming of dauwvorming optreedt) dan ontstaan dauwdruppeltjes in de met water verzadigde lucht. Deze condensatie veroorzaakt mist.

Stralingsmist ontstaat tijdens heldere nachten. Door uitstraling verliest de grond zijn warmte. De lucht erboven koelt af en raakt verzadigd met water. Zo ontstaat mist. Is het windstil, dan slaat het vocht neer als dauw. In de winter duurt nachtelijke uitstraling lang en kan een hardnekkige mistlaag ontstaan. ‘s Zomers lost stralingsmist na zonsopkomst snel op. Stralingsmist kan je bij zonsondergang en zonsopgang zien boven weilanden of boven de Schelde.

Er is sprake van een mistdag als er op die dag een zicht van minder dan 1000 meter wordt waargenomen, ongeacht de duur. Het gemiddelde aantal mistdagen per jaar loopt uiteen tussen de 40 en 90.
Het aantal mistdagen neemt de laatste decennia sterk af. Eén van de oorzakken is een toename van westenwinden in de winter. Een andere oorzaak is dat de lucht schoner is geworden. Sinds de jaren tachtig bevat de lucht minder zwevende deeltjes waarop waterdruppels zich kunnen afzetten.