De meteorologische lente loopt van 1 maart tot en met 31 mei. De lente is steeds een overgangsseizoen tussen winter en zomer. Het kan vriezen, maar het kan evengoed zomeren. Dat hebben we dit jaar alweer goed ondervonden. Maart en april waren ongeveer 1 graad kouder dan normaal. Mei kende de eerste zomerse dagen maar een lange reeks mooie lentedagen zat er niet echt in.
Het vroor nog 8 keer deze lente. De laatste vorst was op 15 maart. Daarna ging het kwik niet meer onder het vriespunt wat eigenlijk best uitzonderlijk is. Het weerbeeld wisselde sterk, na de eerste zomerse dagen rond 7 en 8 mei kon de verwarming terug op. Het pinksterweekeinde halverwege mei was met hooguit 11 tot 13 graden kouder dan Kerstmis en Pasen.
Met een noordelijke stroming werd in de afgelopen drie lentemaanden vaak koude lucht naar Wichelen gevoerd. Tussen 6 en 9 mei draaide de wind naar het zuiden en steeg de temperatuur plots tot 27,7 graden op 7 mei. Daarna werd het opnieuw koud met overdag plaatselijk temperaturen van maximaal 11 graden. Uiteindelijk eindige de meimaand met warmte. Dat leidde echter tot pittige onweersbuien met veel regen in korte tijd. Kortom het karakter van het weer was alles behalve standvastig.
Dat geldt ook voor de zon: de eerste helft van mei was zonovergoten maar daarna was de zon op een aantal dagen amper te zien. Dat opgeteld leverde voor mei uiteindelijk het vrijwel normale aantal zonuren op. Ook maart en april waren normaal op gebied van het aantal uren zon zodat de lente de boeken in gaat als vrij normaal. Er viel wel wat meer regen ten opzichte van het langjarig gemiddelde. Maart en mei waren zo’n 20% natter maar in april was de regenhoeveelheid normaal. In de eerste drie meiweken viel er maar 13 milimeter regen per m². De maand eindigde buiig met veel regen op 22 en 30 mei, samen goed voor 56 liter m² oftwel de normale regenhoeveelheid van de hele maand.