De voorbije dagen hoorde ik regelmatig dat het ‘mooi weer’ was vandaag. Maar wat is dat eigenlijk ‘mooi weer’? Voor een zeiler moet het waaien, een fietser houdt juist niet van tegenwind en aan het strand willen we zon en aangename warmte. Regen wordt meestal niet op prijs gesteld, maar als het dagen achtereen droog is, kan een bui juist een verademing zijn.
Mooi weer is dus lastig onder één noemer onder te brengen. Toch is in het algemeen een zonnige, droge en vrij warme dag ook een mooie dag. Voor de statistieken is mooi weer uiteraard gedefinieerd. “Dat is een dag met veel zon (minstens 50 procent van de tijd dat ze kan schijnen), weinig of geen neerslag (in 24 uur hooguit 0,2 millimeter) en een bovennormale temperatuur.” De normale temperatuur wordt bepaald uit het etmaalgemiddelde over periodes van tien dagen, het decadegemiddelde.
De klimatologische grenzen veranderen met de tijd van het jaar. In april voldoet een dag dus bij een lagere temperatuur aan het criterium ‘warm’ dan bijvoorbeeld in augustus. Als norm wordt een marge aangehouden rond het gemiddelde. Voor internationaal gebruik worden mooi-weerdagen aangeduid als ADS-dagen. De A staat voor een temperatuur ‘Above normal’, de D voor ‘Dry’ en de S voor ‘Sunny’.
Juli en augustus bieden doorgaans de meeste dagen met mooi weer. Gemiddeld over 100 jaar tellen die zomermaanden er elk 7, tegen 5 in april en juni. September levert gewoonlijk 4 mooi-weerdagen op, maart 3, oktober 2 en de wintermaanden gemiddeld 1 à 2. Een heel jaar biedt gemiddeld 45 dagen met mooi weer, maar in zonnige, droge en warme jaren zijn dat er natuurlijk veel meer.