Een ijsdag is een dag waarop het de hele dag lang blijft vriezen. Het meten van de temperatuur is echter niet zo eenvoudig als het lijkt en evolueerde in de loop der jaren. Vroeger werd de temperatuur immers niet continu gemeten. Het KMI heeft wel gegevens over de maximum- en minimumtemperaturen voor alle dagen sinds het begin van de waarnemingen in Ukkel in 1833.
Het is echter pas vanaf 1901 dat het KMI statistieken heeft over maxima over een periode van 0 uur tot 24 uur.
Normaal (gemiddeld over 1991 tot 2020) telt Wichelen in december 1,4 ijsdagen, 2 in januari en 1 in februari. In november of maart komen weinig ijsdagen maar het kan bij hoge uitzondering de hele dag vriezen. Dat was het geval op 18 maart 2012. Het vroor toen de hele dag, nooit eerder werd en zo laat op de winter nog een ijsdag geregistreerd. Een doorsneewinter levert in Wichelen zo’n 4,9 ijsdagen op.
In strenge winters blijft het soms dagen achtereen zonder onderbreking vriezen. Zo telde de winter van 1917 tijdens de eerste wereldoorlog 22 opeenvolgende ijsdagen. Samen met de 22 ijsdagen van 1895 is dit het record. Winters die niemand van ons meemaakte. De meest recente periode met een lange reeks van opeenvolgende ijsdagen liep van 30 januari 2012 tem 12 februari 2012.
Toch is het aantal ijsdagen geen goede waardemeter om de strengheid van de winter weer te geven. Sommige heel strenge winters herbergen een lange reeks van ijsdagen, maar andere superwinters (bijvoorbeeld die van 1962-1963) scoren pover als je kijkt naar de ijsdagen. Dat komt omdat er af en toe ook even een dag was waarop de maximumtemperatuur boven het vriespunt kwam. Ook tijdens de strenge winters van midden jaren 80 die sommigen onder ons zich nog zullen herinneren kwam het kwik overdag regelmatig boven het vriespunt.