Tussen 25 januari en 1 maart 1990 wordt België geteisterd door een recordaantal stormen in een tijdspanne van iets meer dan een maand. In een of meerdere meetpunten worden windstoten genoteerd van meer dan 100 km/u op 25 en 28 januari, op 3, 8, 11, 12, 14, 26, 27 en 28 februari en op 1 maart.
De schade was vooral aanzienlijk op 25 januari, vandaag exact 30 jaar geleden. Tijdens de eerste storm, die tijdens de middag en avond over België trok, registreerde het KMI in Bevekom een maximale windstoot van 168 km/u: dit is voor ons land de hoogste waarde van de vorige eeuw. Er was overal in het land veel schade. Er vielen 11 doden en zo’n veertig gewonden. In een vliegtuigfabriek vlak bij Charleroi stortte het dak in. Ook het dak van het zwembad van Poperinge bezweek, al vielen er daar geen slachtoffers door een eerder genomen veiligheidsmaatregel. Het vliegveld van Luik werd gesloten. Zaventem bleef open, al werden zo’n twaalf vluchten geannuleerd. Een omgevallen elektriciteitsmast versperde de snelweg van Brussel naar Oostende, waar geen veerboten uitvoeren.
Het begrip ‘storm’ wordt te pas en te onpas gebruikt alhoewel daar een duidelijke definitie voor is: “Storm is wanneer de gemiddelde windsnelheid over een periode van 10 minuten minimaal 75 km/uur bereikt.” Dit is tevens de ondergrens van windkracht 9 op de schaal van Beaufort. Een zware storm (windkracht 10) begint bij een gemiddelde snelheid van 90 km/uur over 10 minuten, een zeer zware storm – een windkracht 11 – bij 103 km/uur en windkracht 12 (orkaan) bij 117 km/uur of hoger. Belangrijk is dus dat men altijd uitgaat van een gemiddelde windsnelheid over 10 minuten. Een windstoot van 75 km/uur is dus nog géén storm! Een windstoot is een kortdurende momentopname en daarom niet representatief als bepalende factor.
Storm in onze regio ontstaat meestal bij actieve depressies die vanuit Engeland over de Noordzee richting Scandinavië koersen. Meestal waait de storm uit west of zuidwestelijke richting maar ook uit het noordwesten wanneer de wind over de vlakke Noordzee een lange afstand zonder grote invloed van wrijving kan afleggen, kan de storm flink uitpakken. Stormen zijn een onvermijdelijk verschijnsel in ons klimaat. Jaren achtereen gaan voorbij zonder storm van betekenis, maar soms volgt de ene zware storm na de andere. De atmosferische omstandigheden met een sterke straalstroom (een bijzonder sterke wind op zo’n 10 kilometer hoogte) en grote temperatuurtegenstellingen kunnen lange tijd zodanig zijn dat stormen gemakkelijk tot ontwikkeling komen. Gemiddeld gesproken ligt de frequentie van stormen vandaag de dag niet hoger of lager dan vroeger. Wel is het zo dat noodweer nu veel meer dan vroeger in de media aan bod komt.