Kans op extreme zomerse buien neemt toe


Woensdagmiddag 20 juli 2022 was er een blikseminslag op de Sint-Denijskerk in Serskamp. De schade viel mee toch kregen vele huizen in de buurt te maken met defecte elektrische toestellen. Een blikseminslag op zich is niet zo uitzonderlijk, maar we moeten in de toekomst wel rekening houden met stevigere (onweers)buien. 

Na een droge dinsdag 19 juli met tropische temperaturen nam de luchtvochtigheid toe en trokken er woensdag 20 juli enkele onweersbuien over het land. Door klimaatverandering neemt de kans op extreme zomerse buien toe, terwijl lichtere buien juist minder vaak voorkomen. Dit contrast gaat mogelijk sterker toenemen dan eerst gedacht. Het is geen toeval dat hevige buien vaak in de zomer voorkomen. Buien ontstaan namelijk als er een groot temperatuurverschil is tussen de grond en de bovenlucht. We noemen de atmosfeer dan onstabiel. Na een warme zomerdag zijn de onderste luchtlagen flink opgewarmd. Een luchtpakketje gaat hierdoor stijgen en koelt daardoor af. Als er voldoende waterdamp in de lucht zit, condenseert een deel hiervan, zodat er wolkendruppeltjes ontstaan. We spreken van een echte buienwolk (Cumulonimbus) als de top van de wolk zo hoog komt, dat deze niet uit waterdruppels maar uit ijsdeeltjes bestaat. Vooral als ze langzaam overtrekken, kunnen zomerse buien tot wateroverlast leiden: er valt dan in korte tijd veel neerslag op dezelfde plek. Ook de windstoten, hagel en onweer waarmee ze gepaard kunnen gaan, zorgen voor de nodige schade.

De hoeveelheid waterdamp in de atmosfeer neemt toe in een warmer klimaat. Je kunt aan warme lucht namelijk meer waterdamp toevoegen voordat de waterdamp begint te condenseren dan aan koude lucht. Klimaatmodellen verwachten zo’n 3 tot 7 procent toename in de hoeveelheid waterdamp per graad opwarming van de aarde. En meer waterdamp maakt buien intenser. Waterdamp condenseert pas als de lucht verzadigd is. Op dat moment is de relatieve vochtigheid 100 procent. Bij lage relatieve vochtigheid moet een luchtpakketje verder doorstijgen en afkoelen voordat de lucht verzadigd is en er wolkendruppels ontstaan. Buien ontstaan bij lage relatieve vochtigheid dus minder snel. Door klimaatverandering neemt de relatieve luchtvochtigheid in de zomer af en dat werkt de vorming van buien tegen. 

Hoe sneller de lucht in een bui opstijgt, des te intenser de neerslag. Klimaatverandering beïnvloedt stijgsnelheden op ten minste twee manieren. Door de toename van de hoeveelheid waterdamp, komt er ook meer condensatiewarmte vrij. Dit leidt tot het sneller opstijgen van de lucht in een bui. Maar klimaatmodellen geven ook aan dat de bovenlucht harder opwarmt dan aan de grond. De atmosfeer wordt daardoor stabieler. Dit remt juist de stijgsnelheden. Vermoedelijk zal de toename in condensatiewarmte in de toekomst de doorslag geven en vaker tot hele extreme buien leiden (figuur 2).

Een aantal van de nieuwste generatie klimaatmodellen laat zien dat de verwachte afname van de relatieve vochtigheid in de zomer en de opwarming van de bovenlucht een grotere invloed hebben op neerslagextremen dan we tot nu toe dachten. Dat leidt tot een scenario waarin de lichtere zomerbuien (tot 10 mm/uur) in intensiteit afnemen maar de zware buien sterk in intensiteit toenemen. Andere modellen ondersteunen een scenario waarin alle buien ongeveer even hard toenemen in intensiteit. In deze modellen neemt de relatieve vochtigheid minder af en warmt de bovenlucht minder sterk op. Dit scenario is meer in lijn met de huidige KNMI’14-klimaatscenario’s. De nieuwe KNMI’23-klimaatscenario’s die volgend jaar verschijnen, zullen er rekening mee houden dat zware buien mogelijk veel sterker in intensiteit zullen toenemen dan de lichtere zomerbuien. Kortom, als het regent, zal het plenzen.

Bron: knmi.nl