Herfst, het seizoen van de kleuren en vallende bladeren maar ook van najaarsstormen. Het jaar hebben we in vier seizoenen verdeeld en het grote deel van het laatste kwart is voor de herfst. We rekenen met onze seizoensverdeling van het jaar op 21 september als het begin van de herfst. Meestal begint de herfst niet echt op de 21ste. In 2019 is dit namelijk op 23 september. Feitelijk zijn die seizoensbegintijden jaarlijks verschillend.
De herfst begint op 21 september. Zo leren we dat allemaal op school. Toch is daar een nuance op aan te brengen, want feitelijk begint de herfst elk jaar op een andere tijd. Nooit begint het najaar gelijk aan het vorige jaar. De meteorologische seizoenen beginnen juist weer op de eerste van de maanden september, december, maart en juni. Dat komt voort uit een oude afspraak tussen meteorologen in 1780 die drie opeenvolgende kalendermaanden wilden als seizoen.
De Aarde heeft ongeveer een jaar nodig om rond de zon te draaien. Binnen dat jaar ontstaan de vier seizoenen: de zomer, herfst, winter en de lente. Die seizoenen ontstaan omdat de aarde ‘scheef’ staat ten opzichte van de zon. De as waar de aarde om draait staat schuin. Als de Aarde precies recht naar de zon had gestaan dan was er geen verschil geweest. Dan was het altijd even warm of even koud geweest. Juist door die scheve stand is er verschil in de seizoenen.
Een ander factor van belang is de baan die de aarde om de zon maakt. Die is niet perfect rond maar elliptisch van vorm. Dat houdt in dat de afstand van de aarde tot de zon niet op alle momenten in het jaar het zelfde is. Vreemd genoeg staat de aarde in de zomertijd het verst van de zon. Het is de stand tot de zon en minder de afstand tussen zon en aarde die bepaalt of het warmer wordt of juist kouder. Op het herfstpunt, het moment dat de herfst ingaat en de zon boven de evenaar staat, duurt dag en nacht precies even lang.